Publicatiedatum: september 2018
Artikel door: Corinne Aerts en Herwin Roberts
We realiseren hoge opbrengsten
‘Niet alle ontwikkeling is te meten in cijfers. En het rendement van leren is vaak pas achteraf voelbaar en merkbaar.’
Wat verstaan we onder opbrengsten? Hoe meet je die dan? Waaraan zie je dat kinderen leren en ontwikkelen? Waarom is het belangrijk om opbrengsten in kaart te brengen en hoe kijkt de inspectie naar opbrengsten? We spraken met Corinne Aerts en Herwin Roberts, directeuren van respectievelijk De Bron en ’t Schrijverke over de betekenis van opbrengsten voor hun school.
Corinne: ‘Het is om te beginnen belangrijk om een verschil te maken tussen meetbare en merkbare opbrengsten. We hebben de CITO toetsen en andere meetinstrumenten ter beschikking om scores te koppelen aan de ontwikkeling van kinderen. Dan gaat het alleen om opbrengsten die je in cijfers kunt uitdrukken. Lastig is dat de norm ieder jaar opnieuw wordt vastgesteld op basis van de gemiddelde Cito scores. Dat zou in theorie kunnen betekenen dat we geleidelijk de lat naar beneden verleggen. In plaats daarvan zou ’t wat mij betreft beter zijn om een objectieve vaste norm te hanteren en de scores daarmee te vergelijken. Wat voor mij ook anders mag is het beoordelen van scholen op basis van het percentage leerlingen dat naar specifieke vormen van voortgezet onderwijs doorstroomt. Heb je veel leerlingen die naar havo-vwo gaan, zou je het goed doen als school. Dat zegt voor mij echter vrij weinig over de toegevoegde waarde van de school. Als een leerling havo potentieel heeft en ook naar havo doorstroomt, heb je feitelijk alleen maar een voorspelbare opbrengst gehaald. Het is veel lovenswaardiger als je in staat bent om een kind dat binnenkomt in de verwachting van vmbo kader uiteindelijk naar de havo weet te brengen. Dan creëer je als school pas echt resultaat.’
Herwin: ‘Ik vind dat de gedragskant in het onderwijs tot nu toe onderbelicht wordt. Natuurlijk zijn meetbare resultaten belangrijk, maar ontwikkeling van kinderen is zo complex dat je dat breder moet beoordelen. We zijn nu vanuit onze rol als Academische Opleidingsschool bezig om grip te krijgen op de ontwikkeling van vaardigheden die je minder gemakkelijk kunt meten, maar wel kunt merken. Neem bijvoorbeeld een vaardigheid als samenwerken. Dat vinden we heel belangrijk voor het functioneren in de samenleving. Waar we benieuwd naar zijn, is uit welke deelvaardigheden samenwerken dan bestaat. Je kunt niet zomaar zeggen dat iemand goed of slecht is in samenwerken. Dat is namelijk contextafhankelijk en ook afhankelijk van degenen met wie je samenwerkt. Door oordeelvrij te beschrijven wat je in gedrag ziet in verschillende situaties krijg je een beeld van de ontwikkeling van het kind. Dan gaat het over actief luisteren, initiatief nemen, empathisch vermogen, creatief en oplossingsgericht denken, grenzen aangeven, kritisch denken etcetera. Wat mij betreft zou er een bredere visie op leren en ontwikkelen nodig zijn, die ook gedragen wordt door ouders. Feit is namelijk dat we als school wel de basis kunnen aanreiken, zoals kennis en vaardigheden op het gebied van rekenen, taal en lezen, maar de echte proef zit in de manier waarop het kind dat later kan toepassen. Bovendien is het werken aan vaardigheden en houding niet altijd meteen in de basisschoolperiode merkbaar, omdat het vormen van gedrag veel langer duurt dan het aanleren van bijvoorbeeld rekenstrategieën.’
Corinne: ‘Het is moeilijk om prestatie indicatoren te hangen aan merkbare opbrengsten. Stel je ervaart dat een kind moeite heeft met ruimte nemen of eigenaarschap tonen. Dan kun je terugkijkend wel beoordelen of een bepaalde interventie effect heeft gehad, maar je weet van te voren niet altijd waar je op moet letten. Neem de ambitie Wereldwijs waar we als Edu-Ley school invulling aan willen geven. Dat moet je niet afmeten aan het aantal activiteiten dat je hebt gedaan in de wijk, maar aan de betekenis die ze hebben voor kinderen. Heeft het nut gehad? Zien we dat kinderen zich redden als ze met elkaar een uitdagende opdracht doen? De opbrengst is in dat geval een resultante van het proces dat je in gang hebt gezet en niet een vooraf gedefinieerd doel. Ik vind het belangrijk om als school verantwoording af te leggen over wat we met elkaar bereiken, maar liever zou ik dat zien als een open dialoog waarin wij laten zien waarom we doen wat we doen en waarbij we de ander uitnodigen om mee te denken en mee te bouwen aan de ontwikkeling van de school, het team en de leerlingen. Zo wordt het een wederzijdse verantwoordelijkheid gekoppeld aan onze waarden en ambities, een gedeeld verhaal waarover je met elkaar in gesprek blijft.’
Beide scholen hebben afgelopen jaar de inspectie op bezoek gehad, waarbij het nieuw toezichtskader werd toegepast. Daarbij werd niet alleen gekeken naar de resultaten, maar ook naar het proces. Voor zowel De Bron als ’t Schrijverke hebben de inspectiebezoeken geleid tot een positief oordeel.
Herwin: ‘Het inspectiebezoek is heel goed verlopen. Hoewel het altijd spannend is, hadden we er alle vertrouwen in. We wisten dat de inspectie sinds vorig jaar een nieuw kader hanteert, maar dat verkeerde toen nog in een pilotfase. Ik heb het bezoek als heel plezierig ervaren, zeker omdat je merkt dat je als school meer ruimte krijgt om toelichting te geven bij je keuzes.
Het is goed als je je niet passief opstelt, maar juist actief laat zien dat je reflecteert op de schoolontwikkeling. We hebben een verhaal te vertellen dat klopt bij wie we zijn. Natuurlijk word je nog steeds beoordeeld, maar wat nieuw is, is dat de inspectie nu veel meer meedenkt over de mogelijke volgende stap die je kunt zetten. Het inspectiebezoek heb ik als een kadootje ervaren, vanwege de constructieve dialoog en uiteraard ook vanwege het positieve oordeel. Over 4 jaar zijn ze weer welkom.’