Publicatiedatum: juli 2022
Artikel door: Eva Oomen en Jolanda van Poppel
‘Het is goed om open te blijven staan voor feedback’
Gesprek over kwaliteit en VVE met Eva Oomen (leerkracht onderbouw Kameleon en Jolanda van Poppel (pedagogisch medewerker HumanKind)
Mijn naam is Eva Oomen en ik werk sinds vijf jaar op basisschool Kameleon in de onderbouw. Ik heb net mijn specialisatie jonge kindspecialist behaald. En ik ben Jolanda van Poppel. Ik ben één van de peuterjuffen van POV Marmot. Samen vormen wij kindcentrum ’t Tamboerke. Wij werken sinds vijf jaar samen in dit gebouw. Daarvoor werkten we ook al samen, maar ieder vanuit de eigen locatie. De samenwerking startte in 2003 met de start van VVE.
We gaan het hebben over kwaliteit in relatie tot VVE. Wat betekent kwaliteit voor jou?
Eva: Voor mij betekent kwaliteit dat we in ieder geval in samenwerking met de Marmot veel informatie over het kind binnenkrijgen dat doorstroomt vanuit de Peuteropvang naar Kameleon. Er is ook altijd sprake van een warme overdracht, waarin we met de PM er overleggen over de achtergrond van het kind, waar het kind moeite mee heeft of juist waar het kind al heel erg goed in is, bijvoorbeeld, maar ook dingen die we moeten weten over de thuissituatie. Die worden allemaal besproken. Een onderdeel van kwaliteit is voor mij dat ik de juiste informatie heb over het kind, zodat ik ook weet welke interventies ik kan doen of waarvoor ik om hulp moet vragen. Kwaliteit is voor mij het werken met doelen, werken volgens ons dynamisch groepsplan en vooral het waarborgen van de doelen. is in mijn ogen ook de kwaliteit van het onderwijs borgen wat we geven. Dat doen we door middel van observaties en evaluaties. Per periode bekijken we welke doelen er aan bod komen, hoe de kinderen zich daarin ontwikkelen en waar ze nog hulp bij nodig hebben. En dat wordt een plan hoe we aan de ontwikkeling van de kinderen werken.
Jolanda: Nou, daar kan kan ik me bij aansluiten, want wij doen dat eigenlijk ook op een ander niveau. Onze kinderen zijn natuurlijk twee tot vier jaar, dus het is echt het begin van het naar school gaan, de voorwaarden daarvoor scheppen als het ware. Voor ons is kwaliteit het aanbod dat ervoor zorgt dat kinderen klaar zijn om op de basisschool te beginnen met zo min mogelijk achterstand. Wij werken met dezelfde observatiemethode als Kameleon. Ook wij werken met doelen voor de kinderen en wij doen dat in samenwerking met de IB’er van school in de warme overdracht, maar ook met externe partners. Dus ja, kwaliteit is voor mij een hoogwaardig aanbod, waarin kinderen echt het plezier ontdekken van leren, waardoor ze met zelfvertrouwen, aan hun schoolcarriere beginnen. Volgens mij geeft dat hen de meeste kansen.
Waar zou kwaliteit over moeten gaan?
Eva: Als ik puur naar het stukje onderbouw op de basisschool kijk, dan denk ik dat we wel kunnen zeggen dat er de afgelopen jaren een soort verschoolsing is geweest. Ja, als je kijkt naar de periode dat kleuterjuffen nog de Klos opleiding deden, werd er ook heel anders gekeken naar de ontwikkeling van het kind. Ik heb wel gemerkt dat er de afgelopen jaren steeds meer een meetlat naast de ontwikkeling van kleuters wordt gelegd. Waar kwaliteit in mijn ogen om zou moeten gaan, is dat we zeker doelen moeten hebben en die ook moeten waarborgen, maar dat we ook niet uit het oog moeten verliezen om voldoende tegemoet te komen aan de natuurlijke spelontwikkeling van kinderen.
Jolanda: Toen we startten met VVE waren ouders (zelf KLOS opgeleid) bang dat die verschoolsing ook op de peuteropvang zou ontstaan. Ze hebben ons met klem gevraagd om de peuters alsjeblieft te laten spelen. Dat hebben we in onze oren geknoopt! Spel is dé manier van leren voor peuters.
Eva: Ik heb moeite met het bezuinigen op activiteiten, zoals muzieklessen en bewegingslessen. Ik denk dat kwaliteit in de onderbouw veel breder bekeken moet worden dan alleen de schoolse vaardigheden. We moeten ook kijken naar de ontwikkeling die daarachter zit. Een kind moet goed in z’n vel zitten. Een kind moet zich sociaal-emotioneel fijn kunnen ontwikkelen om uiteindelijk doelen te kunnen behalen en te leren. Daar wordt soms aan voorbijgegaan omdat een kleuter eigenlijk al heel veel moet kunnen. Ik ben juist gericht op lerend spelen. In mijn ogen is kwalitatief goed onderwijs, onderwijs wat aansluit bij wat kinderen kunnen en dat verder ontwikkelen.
Hoe geef je betekenis aan kwaliteit in jouw werk?
Jolanda: Wij hebben pas nog een soort opfris cursus gehad, met opnieuw aandacht voor bijvoorbeeld de speelhoek. Die docent ging daarin zitten en liet ons zien wat ze daar kon spelen. En ze vroeg wat kinderen daarvan leerden. Gewoon door materiaal op een bepaalde manier uitnodigend neer te zetten. Het vraagt nadenken over je aanbod en materialen, spel stimuleren en vervolgens goed kijken en je ziet gewoon hoe kinderen leerdoelen halen. In een betekenisvol aanbod, ervaringsgericht en spelenderwijs. Dat was een mooi inzicht, terug naar de basis. Hier doen we het voor.
Eva: Kwaliteit is in mijn ogen ook wel mijn mindset op de ontwikkeling van het jonge kind. Dat ik erop vertrouw dat kinderen uit zichzelf willen ontwikkelen, uit zichzelf willen leren en wij eigenlijk met kwaliteit de omgeving moeten inrichten op een dusdanige prikkelende manier waardoor die kinderen uitgenodigd worden om zich te ontwikkelen.
Jolanda: Jullie hadden ook een leuke cursus gedaan, toch?
Eva: Ja, dat was om je bewust te worden dat doelen niet op zichzelf staan, maar samenhangen met je visie. Dat je niet zomaar een kring activiteit aanbiedt, maar dat je het geleerde moet integreren in je hele omgeving. Dus als die kinderen aan het spelen zijn in de bouwhoek leg daar dan cijfers bij, leg daar potloden bij, leg daar een meetlat bij. Die kinderen zullen uit nieuwsgierigheid geprikkeld worden om die spullen erbij te pakken en daar dingen mee ontdekken. Het is volgens mij wel belangrijk als peuter- of kleuterleerkracht om je te blijven afvragen: wat leren de kinderen hier? Wat willen we ze meegeven en hoe dagen we ze uit? Als jij het hele jaar door de speelhoek op dezelfde manier inricht, zal dat voor sommige kinderen niet meer uitdagend genoeg zijn om zich te willen ontwikkelen. Dus ik denk dat kwaliteit ook in zelfbewustzijn zit. In de manier waarop je de omgeving voor het kind inricht.
Wat is de kwaliteit van ontwikkeling die kinderen nodig hebben?
Ja, als ik voor mezelf spreek, dan zie ik dat d’r soms kinderen binnenkomen die van huis uit minder meekrijgen dan andere kinderen, die vanuit huis uit minder veiligheid meekrijgen dan andere kinderen. Ik denk dat kwaliteit ook is dat we die veilige haven willen bieden, dat we willen zorgen dat aan alle basisbehoeften van het kind voldaan wordt op school om tot leren te kunnen komen. Dat wij die kinderen zien en dat we nieuwsgierig zijn naar wat er achter bepaald gedrag zit. Als het kind veel huilt bijvoorbeeld, kun je nagaan wanneer dat gebeurt en wat er wellicht voor patroon achterzit. Of er wellicht iets speelt in de thuissituatie van het kind. Onszelf dat soort vragen stellen, daar zijn we beiden volgens mij sterk in.
Waar loop je tegenaan?
Jolanda: Het gebrek aan tijd en alles wat je moet doen in de beperkte tijd. De kinderen komen bij ons maximaal vijf en een half uur, dus tussen half acht en één. In die tijd moeten wij niet alleen het spel van de kinderen begeleiden, de activiteiten, de kring, het eten, het verschonen maar je moet ook nog opruimen, afwassen, de doelen beschrijven, de dagrapportage bijhouden en de communicatie met de ouders regelen. Dat is teveel. Sinds we VVE uitvoeren hebben we veel meer taken dan er in onze contracturen passen. De kleuterjuffen hebben het ook heel druk, maar die hebben in ieder geval na schooltijd nog een aantal uren dat ze de administratie kunnen doen. Om kwaliteit te waarborgen is er eigenlijk meer tijd nodig. We willen echt die kinderen goed observeren en goed volgen. En we willen die oudergesprekken voeren, want die zijn gewoon hartstikke belangrijk.
Wat zit er nog meer in de weg als het gaat om optimale ontwikkeling van kinderen in relatie tot de omstandigheden waarin kinderen opgroeien?
Eva: Wij zien wel de laatste jaren dat kinderen met veel minder bagage binnenkomen. Kinderen spelen veel minder buiten dan vroeger. En dat zien wij in de groepen terug aan de motorische ontwikkeling van de kinderen bijvoorbeeld. Maar ook als een kind een andere moedertaal heeft bijvoorbeeld, dan komt een kind ook binnen met een bepaalde achterstand in de Nederlandse taal. De maatschappij verandert en ouders gebruiken de tablet vaker om kinderen zoet te houden. Ze voeren ook minder gesprekken met kinderen dan ze eigenlijk zouden moeten doen. Dat merken wij echt dagelijks, dat kinderen met een spraak- of taalachterstand binnenkomen. Kinderen die moeite hebben met de zinsbouw en die een geringe woordenschat hebben. Zo starten wij heel anders dan bij andere scholen het geval is. Als wij beginnen met een thema, zeg maar de ruimte, dan merk ik dat onze kinderen daar nog heel weinig van af weten. Het ligt niet in hun belevingswereld. De kinderen hebben er geen relatie mee.
Hoe verhoudt zich dat tot het feit dat jullie VVE school zijn?
Eva: Marmot is één van de twee VVE-peuter locaties en Kameleon is een VVE gecertificeerde school.
Wat houdt dat in?
Jolanda: Dat houdt in dat dat wij opgeleid zijn om VVE uit te mogen voeren. Dus wij hanteren een methode. Dat is bij ons Puk & Ko en daarmee hebben wij iets extra’s te bieden aan kinderen. Wij zijn daarvoor aangewezen door de gemeente, omdat bleek dat in deze wijk relatief gezien de meeste doelgroepkinderen wonen. Onze populatie kinderen heeft meer nodig dan in andere wijken.
Eva: Er wordt natuurlijk door het consultatiebureau een observatie gedaan. Die signaleren als een kind in aanmerking komt voor VVE. Zij stimuleren ouders om hun kind aan te melden bij een VVE-peuteropvanglocatie. Als het kind 4 jaar wordt, wordt de zorg overgedragen aan de basisschool, voor De Marmot is dat vaak de onderbouw van Kameleon. In de klas zie je dat terug in hoe wij ons vve-aanbod hebben ingericht. We hebben heel veel aandacht voor taal, we visualiseren veel, hebben vaste reken- en taal routines, die voor kinderen gemakkelijker te begrijpen zijn, die herkenbaar zijn, bijvoorbeeld aan de hand van poppen en aan de hand van vaste structuren. Taal is natuurlijk voor veel kinderen belangrijk, maar zeker voor kinderen met een vve-indicatie.
Jolanda: Taalvaardigheid is een noodzakelijke voorwaarde voor sociaal-emotionele ontwikkeling en samenspel. Taal is niet los te zien van andere ontwikkelingsgebieden.
Eva: We hebben het er laatst ook over gehad dat die vve-indicatie veel breder is geworden in de afgelopen jaren.
Jolanda: Voorheen draaide het echt alleen om taal. Een aantal jaar later zijn dat vier ontwikkelingsgebieden geworden en kreeg je de integrale vve programma’s, waar taalontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling, motorische ontwikkeling en rekenvaardigheden in verweven zijn. Natuurlijk kwamen die alle vier aan bod in de praktijk, maar dat moest ook geborgd worden.
En de warme overdracht, hoe ziet dat dan uit?
Jolanda: wij beginnen met de eindobservatie in ‘Kijk’. Dat doen we met drie jaar en acht maanden. Daar hoort een overdrachtsformulier bij, zeg maar een korte samenvatting van de observatie. Dat bespreken wij met ouders. Die moeten daar achter staan en op het moment dat zij hun handtekening zetten, mogen wij hem doorzetten naar school. De ib-er geeft het door aan de kleuterjuf waar het kindje naartoe gaat. En wij vragen vervolgens toestemming aan ouders of wij ook een warme overdracht mogen doen.
Jolanda: Met de leerkracht van de onderbouw geven we kort de punten aan waar wij aan gewerkt hebben. Wij geven aan welke benaderingsmethodes wij hanteren waarvan we weten dat het kind daar goed op reageert. Wel waken wij ervoor dat we geen oordeel uitspreken. Een kind mag blanco in de kleuterklas beginnen, wat ons betreft.
Eva: Voor mij als onderbouw leerkracht, is het ontzettend fijn om een breed beeld te krijgen van een kind dat binnenkomt. Dat proberen we ook te doen voordat ik op huisbezoek ga bij de kinderen. Wij werken op onze school met huisbezoeken. Dat houdt in dat wij voorafgaand aan dat het kind vier wordt thuis op bezoek gaan om te kijken hoe kind opgroeit. Vooral bedoeld om onszelf te kunnen verplaatsen in het kind. Ook qua ontwikkelingsbehoeften is het voor ons heel prettig om te weten waar de peuteropvang al aandacht aan heeft besteed, wat ze hebben geprobeerd, wat werkt en wat niet. Maar we letten er wel op dat we altijd met een open blik naar het kind blijven kijken.
Wat zou je anders willen zien?
Eva: Ik zou willen dat er aanpassingen in de zienswijze op kleuters worden gedaan. Ik heb bijvoorbeeld de ruimte gekregen om door inzet van een Lio Stagiare te observeren in groep drie. Kinderen die na de vakantie van de kleuter groep doorstromen naar groep drie, waarvan je ziet dat de ontwikkeling totaal niet aansluit op het schoolse systeem. Dat systeem zou zich aan moeten passen aan de ontwikkeling van het kind. Nu is het andersom.
Eva: Ik denk ook dat dat spel en en welbevinden van het kind op 1 zouden moeten staan. Als er teveel wordt gevraagd dan wordt het kind daar heel onzeker van. Ook het moment dat het kind klaar is voor groep drie. Dat kan verschillend zijn. Wij hebben gelukkig de visie dat we per geval bekijken wat passend is voor het kind.
Jolanda: De aandacht voor zorgkinderen is een ander punt. Wij krijgen kinderen binnen waarvan blijkt dat ze niet naar de basisschool kunnen. En dan is twee jaar heel erg kort om die kinderen op een goede plek te krijgen. En dat gun je ze omdat ze op de basisschool anders een hele negatieve ervaring hebben. Als je zorgkinderen hebt, kun je ze ook niet echt de aandacht geven die ze verdienen.
Omdat de VVE-indicatie breder gehanteerd wordt (niet alleen taalachterstand maar ook andere problemen in ontwikkeling, gedrag of thuissituatie) is er soms méér nodig dan op een VVE-peuteropvang met 16 kinderen in de groep geboden kan worden. Behalve meer onderzoek, b.v. doorverwijzing naar Integrale Vroeghulp, kun je deze kinderen ook meer bieden door kleinere groepen of meer handen op de groep. Die kinderen worden vaak ook doorgestuurd richting integrale vroeghulp, maar voordat zo’n traject op gang is, dat kan wel even duren. Voor sommige kinderen is het VVE-aanbod toch niet toereikend. Dan moet er dieper gegraven worden. Wij kunnen al veel extra’s doen, maar daarmee kunnen we niet voor alle individuele gevallen een oplossing zijn.
Wat is aan verandering onderhevig als het gaat om kwaliteit?
Eva: Ik denk de algemene ontwikkeling. As je een kind dat 10 jaar geleden in een kleuterklas zat, vergelijkt met het kind nu, dan denk ik dat je veel verschillen ziet. Als ik wel eens in de kring op maandagochtend luister wat kinderen in het weekend gedaan hebben, dan schrik ik af en toe wel eens. Dan denk ik, dus jullie gaan eigenlijk nooit naar het bos of gezellig met je moeder een boodschapje doen. Heel eenvoudige activiteiten die voor de ontwikkeling belangrijk zijn. Dat zijn dingen waar ouders soms niet bij stilstaan. Dat kinderen daar zoveel van leren.
Jolanda: Wij zien dat bijvoorbeeld terug in de zindelijkheid en de zelfstandigheid van kinderen. Omdat ouders zo weinig tijd hebben, zijn kinderen een stuk minder zelfstandig. En wij zitten natuurlijk ook met de tijdsdruk. We hebben ook een aantal keren aan Kameleon gevraagd: welke vaardigheden moeten kinderen echt hebben als ze bij jullie in de klas komen? Die overleggen die we daarover geregeld met elkaar hebben, zijn heel waardevol.
Wat doe je om de kwaliteit van leren voor kinderen verder te ontwikkelen?
Eva: In mijn persoonlijke visie zie ik een overlap met de visie van ontwikkelingsgericht onderwijs. Ik vind het belangrijk dat kinderen autonomie kunnen ervaren, leer mij om het zelf te doen. Ik leg het een keer uit, maar ik wil de kinderen ook het vertrouwen meegeven dat ze zelf dingen kunnen leren of zelf dingen kunnen doen. En ik denk dat het belangrijk is als peuterleerkracht of als kleuterleerkracht om jezelf te blijven realiseren: hoe bevorder ik de ontwikkeling van kinderen? Soms zit je ook in bepaalde routines gevangen en besef je opeens dat er ook andere, effectievere manieren zijn om iets te benaderen. Daarvoor openstaan en flexibiliteit hebben, is zeker wel de kwaliteit die je nodig hebt als je met kinderen werkt.
Wat is de kwaliteit van ontwikkeling waar je als professional naar moet streven
Jolanda: Een leven lang leren. Dat kan een opleiding zijn, maar ook gewoon een opfriscursus of dat je jaarlijks even stilstaat bij je methode en overleggen. Dat je, open blijft staan voor elkaars methoden, maar ook voor nieuwe inzichten en dat je gehoord wordt, dat er aandacht is en meegedacht wordt over hoe je iets kunt verbeteren. Wij hebben dus ook een netwerkje om ons heen, verschillende partijen met wie we samenwerken. Dat is heel fijn. Wij kunnen bij de logopedist terecht, we werken samen met het consultatiebureau, met ‘Aandacht voor basiskracht’ en met school. Dat zijn verschillende invalshoeken bij elkaar.
Eva: Zeker. Ook om hulp durven vragen helpt je verder. Ik heb een situatie gehad in de klas met een kind, wat ik heel lastig vond, waarbij ik me afvroeg wat er aan de hand kon zijn. Door iemand mee te laten kijken en ook kritisch naar je eigen handelen te kijken, kreeg ik nieuwe inzichten.
Jolanda: Het is goed om open te blijven staan voor feedback. Daar moet natuurlijk wel het vertrouwen voor zijn. Dat is een kwestie van basisveiligheid.
Hoe geef je vorm aan kwaliteit en jouw rol binnen het team?
Wij hebben sinds kort de samenwerking met de peuteropvang weer geïntensiveerd. Wat ik dan terugzie in ons overleg is dat er van beide kanten met zoveel passie met kinderen wordt gewerkt en dat er veel bereidheid is om samen te werken en nieuwe activiteiten uit te proberen op de werkvloer. We hebben nou bij de kleuters bijvoorbeeld het thema De markt. Bij de peuteropvang gingen ze meteen enthousiast aan de slag om daar ook invulling aan te geven. Ze maakten een ijsjeskraam en tijdens de werkjes zetten we de deur open zodat de kleuters bij de peuters ijsjes konden kopen. Soms proberen we iets uit en werkt het niet, maar dan hebben we het in ieder geval geprobeerd. Ik denk dat we samen op die manier zeker de kwaliteit van het aanbod waarborgen en leren van elkaars ervaringen.
Jolanda: Dat we elkaar zo gemakkelijk opzoeken, heeft ook te maken met de sfeer, het gebouw en de laagdrempeligheid. We staan open voor elkaar en je hoort erbij als peuteropvang. Dat is niet overal zo vanzelfsprekend. In die sfeer durf je ook samen te ontwikkelen.
Ja, hoe hoe haal je de echte wereld binnen?
Eva: We werken op een thematische manier en kiezen thema’s die aansluiten op de belevingswereld van de kinderen. Wat ik heb gemerkt is dat het voor kinderen heel belangrijk is om de concrete wereld te ervaren. Dus gaan we met de kinderen naar de markt? En maken we van te voren een boodschappenlijstje. En met wat geld kunnen ze ook echt producten kopen. Dat is ervarend leren, het thema concreet maken. We hebben ook het thema Brandweer gehad tijdens de kinderboekenweek. Toen kwamen echte brandweermannen in de school met een echte brandweerauto en blusten we samen een houten huis in de gang. Deze manier van leren, de echte wereld de school inhalen, is in de onderbouw gemakkelijker dan in de midden en bovenbouw.
Jolanda: Voor ons is het wat lastiger om uitstapjes te maken of beleving binnen te halen, maar laatst stond er in de buurt een hijskraan. Daar zijn met de kinderen wel naar gaan kijken. Wat wij proberen, is om niet te werken met standaard plaatjes. Bij woordenschat ontwikkeling bijvoorbeeld heb je allerlei getekende plaatjes in je methode. Wij proberen zoveel mogelijk met echte foto’s te werken. Met het boekje Rupsje Nooitgenoeg, die door al dat fruit heengaat, kwamen we er achter dat de peuters de pruim niet herkenden. Dus kochten we pruimen die we in de fruitkring bekeken, benoemden (met het plaatje in het boek er bij) én proefden. Dat is weer een nieuwe ervaring. Dat is zeker voor anderstalige kinderen heel belangrijk. Onze dagindeling bestaat ook niet uit getekende plaatjes. Dat zijn foto’s van Puk die activiteiten doet. Na de vakantie mogen kinderen vertellen wat ze meegemaakt hebben. Wij hebben dan foto’s van De Efteling en de Beekse Bergen, maar ook van de Albert Heijn en de speeltuin in de wijk. Dan heeft ieder kind wat te vertellen. Op die manier halen wij de werkelijkheid binnen.
Wat heb je van de ander nodig?
Eva: Nou ja, in ieder geval de bereidheid om samen te werken. Dat voel ik dagelijks. Openheid ook, dat de deur altijd open staat voor vragen. Ik heb bijvoorbeeld in mijn groep geen warm water. Dus ik sta iedere dag wel bij de peuteropvang om even warm water te pakken. Maar zo’n kleine handeling levert meteen al veel op, want ik zie iedere dag die kinderen die later misschien bij mij in de groep komen. Ook het openstaan voor elkaar en onderling overleg is wat we van elkaar nodig hebben.
Hoe zorg je ervoor dat kwaliteit zichtbaar wordt voor collega’s ouders en omgeving?
Jolanda: Nou via de Ouder App in ieder geval. Door foto’s te laten zien wat je doet. Bij peuters heeft dat ook het doel dat ze die foto’s zelf zien en aan de hand daarvan thuis kunnen vertellen hoe hun dag was. Sinds we dat zijn gaan doen, hebben ouders ook een beter beeld van wat wij kinderen bieden op de peuteropvang.
Eva: Wat we bij de kleuters doen, is een een woordweb maken bij een bepaald thema. Wat weten we er al van? Wat hebben we geleerd? Dat hangen we aan de muur en zo maken we het ook zichtbaar voor ouders. In een themabrief maken wij duidelijk aan welke doelen we werken en stimuleren we ouders om ook thuis aandacht aan het thema te geven.
Hoe maak je kwaliteit tot een gezamenlijke verantwoordelijkheid?
Jolanda: Door het onderling overleg, dat je elkaar opzoekt en samen aan een thema werkt. Dat we samen afspraken maken wie waarvoor zorgt en hoe we iets aanpakken. Wij vinden het ook belangrijk dat ouders betrokken zijn bij het kindcentrum en dat ze meedoen.
Eva: Dat hebben we pas meegemaakt bij het opruimen van de schuur. Die stond helemaal vol met spullen van de peuters en de kleuters. Toen hebben we samen met de onderbouwcollega’s en peuteropvang medewerkers gekeken welke spullen we willen behouden en wat er weg kon. Het liefst zouden we nog meer schotten tussen school en opvang weghalen. Door bijvoorbeeld een raam of een deur of een schuifwand, zodat we nog meer in contact zijn met elkaar.
Hoe zorg je ervoor dat de kwaliteit geborgd wordt?
Eva: Door telkens te checken of je plan nog strookt met je doelen. Welke dingen gaan goed? Wat zie ik spontaan gebeuren? Soms hoef ik geen kringactiviteit te doen om te weten hoe het met de ontwikkeling van een kind gesteld is. Ik ga gewoon even luisteren in de bouwhoek, die verrijkt is met rekenmaterialen. Dan hoor ik zo wat het kind al kan en weet. Mijn taak is dan om die bevindingen goed te documenteren en op te schrijven wat er goed gaat en waar het kind nog extra hulp bij nodig heeft en daar een cyclus van maken. Datgene wat het kind lastig vindt, gaat het extra oefenen met de onderwijsassistent die ook VVE gecertificeerd is. Soms heeft een kind juist extra uitdaging nodig. Daar kijken we natuurlijk ook naar.
Jolanda: Wij hebben vanaf het begin gewerkt met een borgdocument waarin wij opschreven hoe wij werken en ook de doorgaande lijn werd daarin beschreven. Dat was ons houvast om VVE verder te ontwikkelen. Dat was de basis van ons werken. Dat is nu vervangen door de methode Puk & Ko en door Humankind is beleid ontwikkeld met protocollen waarin staat waar wij aan moeten voldoen. Dit wordt ook in overleggen besproken en in pedagogische metingen, GGD-controles en audits gecheckt.
Hoe zou je de kwaliteitscultuur verder kunnen versterken?
Eva: Ik denk in ieder geval door de inzet van leerkringen die even stil heeft gelegen, maar die nu weer nieuw leven is ingeblazen. ik ben toevallig ook kartrekker geweest van de onderbouw leerkring. Het is zo goed om gewoon te kijken bij elkaar. Hoe doe jij dit, welke materialen zet je in? Welke manieren hebben anderen bedacht? De nieuwsgierigheid hebben om te willen weten hoe iemand anders werkt en wat je daarvan kan leren. Wat kom ik bij jou halen en wat kom ik brengen?
Jolanda: Ik ben zelf ook altijd wel nieuwsgierig geweest naar hoe andere locaties van de peuteropvang het aanpakken. Alle scholen zijn tegenwoordig kindcentra, dus je zou denken dat daar veel leerervaringen zitten, maar daar horen wij dus niks van. Er zijn tussen de opvang organisaties geen contacten. Dus wat Edu-Ley voor het onderwijs doet, dat is er binnen de peuteropvang niet. Dat is jammer, want je zou veel aan elkaar kunnen hebben.