Publicatiedatum: juli 2022
Artikel door: Joyce Gerritsen en Loes Coehorst
‘Kwaliteit van onderwijs, vanuit het perspectief van twee intern begeleiders’
We gaan het hebben over kwaliteit bij Edu-Ley met Joyce Gerritsen, sinds 2002 intern begeleider bij De Open Hof en Loes Coehorst, sinds 2017 intern begeleider bovenbouw bij De Bron.
Vanuit hun rol hebben ze veel gesprekken met professionals en begeleiden ze onder andere de introductie van nieuwe werkwijzen en methodes. Kwaliteit is de rode draad in hun werk. Wat gaat goed, wat verdient aandacht, hoe blijven we in afstemming met wat we samen bedoelen?
Als je de klas ingaat, wat zie je dan?
Joyce: De kwaliteit in de klas is gekoppeld aan onze ambities als school en gaat in grote mate over borging. Doen we wat we afgesproken hebben en kunnen we dat meten? Wij hebben kwaliteitskaarten gemaakt voor het leerstofaanbod. Hoe ziet een les begrijpend lezen eruit, hetzelfde geldt voor spelling of rekenen. Wat moet er aan bod komen en hoe pak je het aan? Die kwaliteitskaarten hebben we samen gemaakt. En toch blijkt het lastig om daarin allemaal op dezelfde manier mee om te gaan. Als je de klas inkomt, zie je hoe een leerkracht handelt en kun je erover in gesprek als het nodig is. Je mag natuurlijk eigen keuzes maken binnen de kaders die we hebben afgesproken, maar je kunt de gezamenlijke afspraken niet loslaten. Neem bijvoorbeeld het wis-bordje. Daar kun je een eigen draai aan geven in de klas, maar je moet het wel inzetten. Doordat ik wat vaker de klassen inga, zie ik hoe iedereen de lessen vormgeeft en de gemaakte afspraken in praktijk vertaalt.
Loes: Ja, het is echt anders wanneer je gepland de klas ingaat of ongepland. Ik wissel dit nu vaker af en dan merk ik dat leerkrachten buiten de gemaakte afspraken in het team ook heel veel mooie dingen bedenken die de moeite waard zijn voor het leren van kinderen en waar collega’s iets aan kunnen hebben. Soms is het wel zo dat zaken erbij inschieten. Dan moeten we daar even wat langer bij stilstaan en kijken wat daar de oorzaak van is. Wij hebben geen kwaliteitskaarten, maar hanteren ‘groepsplanloos’ werken voor lezen, spelling en rekenen. Daarin beschrijven we van begin tot eind precies wat we doen. Het zijn plannen die voor de hele school gelden.
Joyce: Ik hecht er toch aan dat we als team één lijn trekken. Als we bepalen dat we bijvoorbeeld 300 minuten per week lezen, dan vind ik dat we dat ook allemaal moeten doen.
Hoe maak je kwaliteit tot een gezamenlijke verantwoordelijkheid?
Loes: Een aantal van ons heeft de opleiding groepsplanloos werken gevolgd en dat zijn we daarna geleidelijk over gaan dragen aan het team. De leerkrachten moeten het uiteindelijk gaan doen vanuit de schoolbreed gemaakte afspraken. Door de groepsbezoeken bekijken we of dat inderdaad het geval is.
Joyce: Ja, wij zijn daarbij ook begonnen met de collegiale consultatie, gericht op een vak. Wij zijn dit jaar bijvoorbeeld begonnen met een nieuwe methode technisch en begrijpend lezen. We kijken dan bij elkaar hoe we dat aanpakken en wat we van elkaar kunnen leren. Maar ook: zien we in de lessen terug wat de bedoeling is? Dat maakt dat je goede gesprekken met elkaar voert in inhoudelijke overleggen. Je krijgt directe terugkoppeling van wat iemand anders bij jou in de klas heeft ervaren.
Loes: Dat staat bij ons nog op de rol, met name voor begrijpend lezen, omdat we het ‘cloze reading’ traject aan het doen zijn. Daar hebben we nu externe adviseurs voor ingeschakeld. Als je het hebt over kwaliteit, dan zie ik nog iets anders gebeuren bij ons. Voorheen leek dit onderwerp iets dat vooral het MT aanging. Nu we met de leerteams werken, zie ik dat er veel meer betrokkenheid is en merk ik echt een verandering in onderzoekende houding. Waar vroeger nog wel eens leuke lessen van internet werden uitgeprobeerd, wordt nu gericht gekeken naar leerdoelen en een onderbouwde koppeling met de schoolambities. Het is mooi te zien hoe die cultuurverandering plaatsvindt, mensen die zich verdiepen in bepaalde onderwerpen en collega’s daarin meenemen.
Joyce: Daarin merk je waarschijnlijk ook het verschil met een kleiner team, zoals wij. Wij zijn met elkaar eigenlijk een leerteam.
Loes: Ik vind het ook wel mooi om de koppelingen tussen de leerteams te zien. Het leerteam Taal maakt bijvoorbeeld de koppeling met het leerteam Wereldoriëntatie. We zijn nog onderweg, maar het levert nu al veel op.
Joyce: Dat herken ik ook. Ik zie dat mensen enthousiast worden door iets aan te pakken dat ze eerder nog niet hadden gedaan. De ervaring zelf maakt dan dat ze er meer over willen weten. Het is ook niet langer de directeur die de agenda bepaalt. Dat doen we samen, vanuit wat er leeft in het team.
Hoe zorg je dat kwaliteit zichtbaar wordt voor collega’s, ouders en omgeving?
Loes: Dat vind ik nog wel een lastige.
Joyce: Binnen het team lukt het ons wel om dat zichtbaar te maken. We zijn ook best actief met social media als Instagram en Facebook. We proberen dan niet alleen de leuke plaatjes te delen, maar ook de inhoud te communiceren. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we vaak ook vergeten om een verslagje voor ouders te maken van een interessante studiedag. Dat zouden we misschien wel wat beter kunnen aanpakken.
Loes: Wij zijn ook wel wat meer aan het delen via Facebook en Instagram, maar er gebeuren ook heel veel mooie dingen op school, waarvan we achteraf denken, waarom hebben we daar eigenlijk niets over gedeeld? Communiceren over kwaliteit heeft vaak te weinig aandacht.
Joyce: Ik denk ook dat het te maken heeft met een zekere vanzelfsprekendheid. Dit is wat we altijd doen, dus waarom zouden we dat breed in de schijnwerpers zetten? En wat voor de een nieuw is, is voor de ander alweer bekende kost. Als je binnen je eigen kring verkeert, dan heb je niet in de gaten hoe interessant een ontwikkeling voor iemand kan zijn die daar buiten staat. We zitten feitelijk allemaal in een soort bubbel. Het zou goed zijn als we binnen Edu-Ley de vensters nog meer gaan openen om van elkaar te leren. De communicatie met ouders gebeurde voorheen vaak in de wandelgangen. Sinds Covid is dat een stuk lastiger geworden, omdat ouders niet zo vaak meer de school inkomen.
Loes: Ik ben nu veel bezig met het onderwerp Cloze Reading. Ik kom dan artikelen tegen en onderzoeken die onze keuzes goed onderbouwen. Dan besef ik dat die informatie ook waardevol zou kunnen zijn om op te nemen in de nieuwsbrief voor ouders. De bevindingen deel ik eerst met het team en daarna met ouders. Dat is in ieder geval zoals het volgens mij zou moeten gaan. Maar in praktijk komt het er niet altijd van.
Joyce: Wij delen bijvoorbeeld wel de motivatie waarom we een nieuwe methode zijn gaan gebruiken, gekoppeld aan onze missie en visie. Die is hier ook bij iedereen bekend, dat is best bijzonder.
Hoe geef je vorm aan kwaliteit in jouw rol binnen het team?
Joyce: Ik merk dat het MT wel een kartrekker is. Ik heb als IB’er vooral een ondersteunende rol in plaats van dat ik bepaal hoe het moet.
Loes: Wij hebben binnen het MT bewust de afspraak gemaakt dat wij als intern begeleiders niet oordelen of beoordelen, maar toch merk ik nu en dan dat leerkrachten het zo wel interpreteren. Dat ze iets niet goed gedaan zouden hebben. Daar is uiteraard geen sprake van. Bij ons staat altijd de deur open en iedereen kan binnenlopen. Nu we werken met de leerteams zie je dat iedereen met die specifieke expertise de klas ingaat en op die bewuste lessen observeert.
Joyce: Dat herken ik. Gijs komt hier bijvoorbeeld kijken naar gedrag in de klas en vraagt of iemand nog ondersteuning kan gebruiken. Caroline komt kijken hoe de implementatie van technisch en begrijpend lezen verloopt. Zo heeft iedereen een expertise waarover je met elkaar in gesprek gaat.
We hebben een traject gedaan met Onderwijs maak je samen. Zij hebben ons ondersteund op alles wat te maken heeft met de zorgstructuur. Wat doen we hierin en hebben we nog scherp waarom we dat doen? Het is waardevol om zo nu en dan de tijd te nemen om over dit soort zaken na te denken. Nu gaan we eens in de maand samenzitten en plannen we dit in.
Loes: Ik merk dat we samen steeds meer bewust worden van kwaliteit en elkaar daarop feedback durven te geven. We gaan het gesprek aan en zetten dat thema gedurende het jaar continu op de agenda.
Joyce: Hoe doe je dat met de doorgaande lijn?
Loes: We hebben als IB’ers veel onderling contact, zijn onderdeel van het MT en bewaken op die manier de doorgaande lijn. Samen borgen we de schoolbrede ambities, afzonderlijk gaan we meer over de afzonderlijke casussen.
Hoe verrijk je je professionele kwaliteit?
Joyce: Door scholing te volgen in teamverband. We hadden een scholing over de inzet van data om sturing te geven onderwijskwaliteit. Je kunt niet overal goed in zijn. Dan helpt het om nu en dan externe expertise in te schakelen. Vaak gaat het niet alleen om vaardigheden versterken, maar ook bewustwording aanscherpen.
Loes: Dat analyseren van cijfers moet je wel met je team doen, anders weet je niet waarvoor je het allemaal doet. Je hebt niet alleen de zorg voor je eigen groep, maar je bent als team samen verantwoordelijk voor waar je uit wilt komen.
Joyce: We volgen kinderen vanaf dat ze vier jaar zijn en dan is de borging van kwaliteit in de hele ontwikkelingslijn heel belangrijk.
Wat doe je om de ontwikkeling van kinderen verder te ontwikkelen?
Loes: Volgens mij gaat dat over het hele spectrum van verbetertrajecten, kwaliteitskaarten en opbrengstgericht passend onderwijs. Alles valt of staat uiteindelijk bij de kwaliteit van de professional.
Joyce: We zijn nu met het leesonderwijs bezig, straks met rekenen. Het is fijn als je dan met externe experts ervoor kunt zorgen om het niveau samen naar een hoger plan te tillen.
Loes: Je ziet ook dat het werkt. De studiedagen die we organiseren met onze adviseurs bieden rendement, omdat we niet alleen begeleiding tijdens de studiedagen krijgen, maar ook werksessies na school en observaties in de groep. Door het zo frequent op de agenda te zetten, blijft het top-of mind en slijpen we nieuwe gewoonten in.
Joyce: En na zo’n jaar zorgen we er ook voor dat het niet wegzakt. Dat doen we met EDI, expliciete directe instructie, bijvoorbeeld. Probleem waar we steeds vaker tegenaan lopen, is dat het onderwijs erg talig is ingericht. Dat is niet voor alle kinderen geschikt, zeker niet als ze een taalontwikkelingsstoornis hebben. We proberen daar wel zo goed mogelijk extra ondersteuning in te bieden, zoals pictogrammen en filmpjes, maar in grote lijnen blijft het onderwijs toch talig. Kinderen die weinig animo voor lezen hebben, kunnen op andere gebieden heel goed wel excelleren. De kunst is om die trigger te vinden om ze op andere manieren tot leren te brengen. We hebben wel oog voor andere leerbehoeften, maar we hebben niet overal een oplossing voor.
Loes: Ik ben wel benieuwd hoe we de komende jaren de uitdagingen het hoofd kunnen bieden om goed onderwijs te blijven bieden als we zo krap zitten in ons personeel.
Joyce: Zeker in zo’n klein team als dat van ons, hebben we meteen een probleem als er tegelijkertijd leerkrachten uitvallen door zwangerschapsverlof. Je kunt de beste mensen hebben en de mooiste plannen, maar je moet wel een team hebben om het waar te maken.
Wat is aan verandering onderhevig qua kwaliteit?
Loes: Je verwacht heel veel, maar het kan niet altijd waargemaakt worden. We zijn gaan kijken naar de IEP eindtoets, de percentages kinderen die op 1F scoren in het rekenonderwijs, lager dan waar we op gehoopt hadden. Bij nadere analyse blijkt dat er 5 kinderen in groep 7 ingestroomd zijn, waarvan 4 met een eigen leerlijn. Dat kun je in anderhalf jaar tijd nauwelijks meer veranderen.
Joyce: Wat natuurlijk ook meespeelt is dat iedereen zijn kinderen naar Havo/Vwo wil toeleiden en dat ambachtsopleidingen veel minder gezien worden als nastrevenswaardig, terwijl we daar wel enorm behoefte aan hebben als samenleving. Wij proberen als school nadrukkelijk ook de meer praktijkgerichte beroepsmogelijkheden aantrekkelijk te presenteren. Waar het kind goed in is, is waarschijnlijk ook wat bij het kind past. Een kind scoort naar zijn potentie en daar moet je blij mee zijn. De toetsen in het onderwijs zijn helaas nog heel erg gericht op meetbare kennis en veel minder op andere talenten, die kinderen kunnen bezitten.
Loes: Het zorgelijke is dat die focus ook wordt overgenomen door ouders en dat sommige kinderen extra worden bijgespijkerd om maar een maximale IEP score te krijgen. Als er spanning ontstaat tussen advies en verwachtingen van ouders, dan is er altijd nog het perspectief van het voortgezet onderwijs. Daar krijgen ouders in de regel hetzelfde antwoord als wij geven.
Wat heb je van de ander nodig?
Loes: Wat ik van mijn collega’s nodig heb, is vooral hart voor het werk en passie. Enthousiasme.
Joyce: Je moet een kwispelstaartje krijgen, zoals Remco Klaassen dat noemt.
Samen optrekken met het kompas op gemeenschappelijke ambities.
Loes: Ook een goede kijk op kinderen is nodig. Kwaliteitsbesef is heel belangrijk.
Joyce: Weten wat ieders kwaliteiten zijn. Er oog voor hebben en complimenten geven. Elkaar waarderen om wat je doet.
Loes: Open naar elkaar uitspreken wat je denkt en voelt. Op tafel leggen hoe je ergens in staat.
Joyce: Voor mij gaat het ook om leren van voorbeelden op andere scholen. Wat zijn de krachtpunten die je mee kan nemen voor je eigen werkwijze. Ik vind het superleuk om binnen Edu-Ley nu de kans te krijgen om ook op andere scholen te kijken.
Loes: Het leuke is dat ik in veel keukens kan kijken. Dat werkt twee kanten op. Dat doen wij ook en we zijn dus goed bezig en hier kunnen we nog wat van leren. Dat is een kadootje.
Waar zou kwaliteit volgens jou over moeten gaan? Wat is er nodig om maximale kwaliteit te realiseren?
Joyce: Dat begint bij een gedreven leerkracht, die wil leren en die goed onderwijs kan geven, die een goede les in elkaar kan zetten en die zijn kinderen kent.
Loes: Het gaat daarbij niet altijd om de grootte van de groep. Een grote groep met veel chemie is veel beter te hanteren dan een kleine groep met veel niveauverschillen en gedragsvraagstukken.
Joyce: Het is ook niet de individuele leerkracht, die het voor elkaar moet krijgen, maar het team dat het samen doet. Ieder team heeft een andere behoefte als het om sturing gaat. Afhankelijk van de ontwikkeling van de school heb je ook een andere schoolleider nodig.
Loes: Wat ik belangrijk vind, is dat we nieuwe ontwikkelingen goed implementeren. Dat we zorgen voor een goede basis voordat we weer verder gaan met een nieuw traject.