Publicatiedatum: juli 2021
Artikel door: Maaike Oerlemans
‘Laten we het eens wat vaker met elkaar hebben over onderwijskwaliteit’
In gesprek met Maaike Oerlemans, leerkracht Schrijverke en tijdelijk werkzaam bij De Bron
We zijn binnen Edu-Ley bezig om met elkaar het gesprek te voeren over onderwijskwaliteit. Wat is dat en hoe geef je daar vorm en inhoud aan? Doe je de goede dingen en doe je die dan ook goed? Op ’t Schrijverke maken we misschien andere keuzes dan hier op De Bron, dus is het goed om het daar met elkaar over te hebben. Dat is de waarde van de dialoog. Dat je niet alleen mooi vertelt over kwaliteit, maar dat je elkaar ook vertelt wat je dan anders doet, dat je het ook voelt als je een school binnenstapt.
Als je vragen stelt, zet dat reflectie in gang. Dan ga je nadenken: wat doe ik eigenlijk en dan word je je bewuster van je eigen handelen. As je dat gesprek met je collega’s voert, ook van andere scholen, dan kun je veel van elkaar leren.
Vragen naar de onbekende weg
Als we overleg hebben, is het vaak zenden en ontvangen. We gaan veel te weinig echt met elkaar in gesprek. Dat is jammer, want zo krijg je niet alleen meer verbinding met een ander, maar kom je ook meer in verbinding met jezelf. Als je doorvraagt en verder durft te kijken dan doe je mooie ontdekkingen. Ik ben nu voor een jaar hier op De Bron. Ik sta vijftien jaar voor de klas en ook ik heb inmiddels vaste patronen ontwikkeld. Vaste werkwijzen. Ik merk dat hier sommige zaken anders worden aangepakt. Dan ben ik nieuwsgierig waarom dat zo is en welke effecten het heeft. Het zet mij ook weer aan het denken over mijn eigen keuzes. Dat is echt heel interessant. Waar we vanaf moeten, is het idee dat de ‘waarom vraag’ te maken heeft met verantwoording afleggen. Het is juist goed om open te praten over elkaars opvattingen en aanpakken. Positieve feedback geven en kritisch denken vragen we immers ook van kinderen. Als we willen leren, zullen we ook feedback moeten kunnen uitwisselen. Niet alleen kinderen, ook wij als professionals hebben soms de neiging om te snel te oordelen. Ook over onszelf. Stel dat even uit en onderzoek eens of er nog andere mogelijkheden zijn. Misschien heeft iemand anders een goed idee, zijn er ervaringen en bevindingen waar je wat aan hebt in je onderwijs en kun je meer ‘evidence informed’ werken.
Leren door te doen
Als we onderwijskwaliteit inzichtelijk willen maken, dan moeten we beginnen om daar met elkaar over te praten. De echte veranderingen ontstaan op de werkvloer en niet bovenschools. We willen juist de professionele leefgemeenschap als motor gaan gebruiken om die onderwijskwaliteit van onderaf tot stand te brengen en te ontwikkelen. En dan gaat het misschien een keer fout, dat is geen probleem. Probeer eens iets uit. En als het dan echt niet lukt, wat verlies je dan eigenlijk? Je hebt er alleen maar voordeel van. Ik erken ook geregeld als ik bijvoorbeeld een vergissing heb gemaakt in de klas. ‘Ik ben dan misschien wel jullie juf, maar ik maak ook fouten’. Ik zeg dan dat ik het de volgende keer anders ga aanpakken. Die echtheid werkt uiteindelijk het beste. Corona heeft een impuls gegeven aan de professionele ontwikkeling, vooral denk ik op het gebied van ICT. Dat we in staat waren om online kinderen op afstand les te geven. Daar is echt wel een grote winst behaald. De meeste drempels lagen op het technische vlak. Hoe werkt alles? Hoe moet ik mijn scherm delen? Er werd van ons verwacht dat we online lessen gingen geven, maar de methodes lagen in de kast. Nou, dan moet je dus gaan schakelen, uitproberen en leren. Je ziet dat iedereen op zijn eigen manier oplossingen bedenkt. Ook al was er vooraf de aanname: ik heb hier geen verstand van. Maar door de noodzaak was er geen keuze. Ook als de techniek je in de steek liet. Wat doe je dan? Plan B. Het is trial en error.
Van belemmering naar kans
Wat werkt is als je mindset gericht is op oplossingen. Dat zeg je tegen de kinderen natuurlijk ook heel vaak. Je vindt het moeilijk. Je kunt het nog niet zeggen we dan. Wat kunnen we doen om het wel te laten lukken? Ik denk dat wij op leerkracht niveau daar ook volop mee te maken hebben gehad. Los van de benodigde vaardigheden, is het nog veel interessanter hoe er iets veranderd is in het eigen vertrouwen. Het vertrouwen dat je een crisis het hoofd kan bieden. Dat je het samen wel voor elkaar krijgt. In de tweede lock down periode constateerden we dat er veel minder strubbelingen waren geweest dan in de vorige periode. Dat wil zeggen dat we echt hadden geleerd. Het liep allemaal veel vlotter. Ik hoop ook dat het gewoon nu doorgezet wordt. Dat we die successen gaan gebruiken. De ervaring dat we samen tot meer in staat zijn dan we denken zet veel in beweging.
Kwetsbare kinderen, hoe zijn jullie daarmee omgegaan in het thuisonderwijs?
Ik denk dat we daar heel erg alert op zijn geweest. Nou ja, iedere school kent zijn kwetsbare kinderen. Met alle verschillen die daarbij horen. Op De Bron en op ’t Schrijverke hebben ze die kinderen op een andere manier in de kijker gehouden, maar wel allebei heel erg zorgvuldig. Kinderen met een bijzondere thuissituatie mochten iedere dag na de noodopvang, ook al was de noodopvang aanvankelijk alleen voor de kinderen van ouders met cruciale beroepen. We hebben ervoor gezorgd dat ook kinderen die in een onveilige of kwetsbare situatie zaten, goed zijn opgevangen. Sommige kinderen kwamen deels naar school, er werd gebeld, er werden persoonlijke video momenten met die kinderen geregeld om voeling te houden hoe het met een kind gaat. Je ziet het aan de manier waarop het kind praat, de houding. Je kunt door die oogjes heen kijken. Ook als een kind zegt dat het prima gaat, kun je aan de non-verbale communicatie veel aflezen.
In het begin ging het nog best ok, want de groepen voor de noodopvang waren nog vrij klein. De bezetting was hier geen probleem, want de kleuter leerkrachten en leerkrachten zonder vaste groep gaven geen online les, dus die hebben die groepen met name opgevangen. De strubbelingen zaten vooral in de devices die niet werkten. Het moeten inloggen op uur en tijd. Het was qua organisatie voor die mensen nog het lastigste. Vooral in de middagen was dat een probleem. Naarmate de weken in lockdown verstreken, hadden we 60 kinderen in de opvang. Is het dan nog wel noodopvang?
Je moet het de kinderen op alle niveaus naar hun zin maken in de noodopvang. Nuttig aanbod geven, je gaat ze ook niet de hele middag naar een filmpje laten kijken, dus dat was wel een uitdaging voor de mensen die deze kinderen opvingen en begeleidden. Sommige kinderen maakten zich heel erg veel zorgen om Corona. De lontjes waren misschien hier en daar wat korter met soms wat wrijvingen in een grote groep. Dat heeft ook wel mee gespeeld. Veel kinderen zijn er soepel doorheen gekomen, voor sommigen was het wat angstiger. Dat heeft ook te maken met karakter denk ik. Het ene kind is wat bezorgder dan het andere. Maar het speelt ook mee ook hoe er thuis wordt gesproken over corona. Praten ouders erover en op welke manier dan? Hoe vind je de balans om zo’n moeilijk onderwerp bespreekbaar te maken zonder dat je je kind bang maakt?
Leren voor het leven
Zeker is dat kinderen hier veel van geleerd hebben. Ze gaan nog tientallen jaren in hun leven veranderingen en tegenslag meemaken. En er zullen vast nog meer crises voorkomen. Dus deze ‘weerbaarheidstraining’ hebben ze alvast gehad. Misschien moeten we erkennen dat we kinderen niet tegen alles kunnen beschermen. Sommige ervaringen horen bij opgroeien. Als je leert fietsen, dan val je een paar keer. Vriendinnen van mij pakten hun eigen kinderen helemaal in met helm, knie- en elleboogbeschermers. Dat heb ik niet gedaan. Je mag ook leren dat schrammen en blauwe plekken bij het leven horen.
Met welke zorgen kwamen ouders naar jullie toe?
Ik denk dat het voor ouders best moeilijk is geweest. Dat ze met kinderen thuis zaten die thuis niet gemotiveerd waren voor school. Ik vind dat heel begrijpelijk, want kinderen zitten in hun eigen omgeving in hun eigen huis, waar ze hun spellen hebben, hun PlayStation en voetbal en dan opeens verandert dat in een leersituatie.
Bij sommige kinderen gaat het goed. Die zetten de knop om en die doen dat braaf. Maar er zijn ook heel veel ouders die met de werkhouding en motivatie van hun kinderen heel wat te stellen hebben gehad. En dan moest je ook nog je eigen werk zien te doen. Hoe krijg ik mijn kind aan het werk. Dat soort vragen kwamen hier veel binnen.
Zowel pedagogisch als educatief partner van school zijn is een opgave. Het was voor mij als leerkracht al ingewikkeld met enige jaren ervaring. Toen ik thuis in de ouderrol mijn kinderen moest begeleiden nam mijn zoon dat heel eigenwijs niet van mij aan. Gewoon het geduld niet hebben om naar mij te luisteren, want wat doe jij nu ineens naast mij? Jij bent mijn moeder. Ik weet dat je ook juf bent, maar jij bent vooral mijn moeder. Ik hoor gewoon thuis te zijn, met hen te spelen, voor hen te zorgen en leuke dingen met hen te doen, wat ik heel goed begrijp.
Hebben jullie in de communicatie met ouders nog iets extra’s gedaan?
We hebben regelmatig contact gehouden. We hebben op De bron een extra ronde ouder gesprekken gevoerd om te polsen hoe het ging. Er zijn altijd kinderen in je klas waar je dingen ziet gebeuren tijdens de online lessen, bij het inleveren van werk. Dan zie je dat het niet helemaal lekker gaat. Dat hij het werk niet heeft gedaan. Dan ga ik toch eens even bellen met de ouders. Die lijntjes waren heel erg kort en dat werd ook echt wel gewaardeerd.
Er zijn veel verschillen geweest in de manier waarop het onderwijs is voortgezet op de scholen. Bij Edu-Ley vinden we het heel belangrijk dat ieder school zijn eigen kleur heeft. Dat betekent ook dat iedere school eigen keuzes heeft gemaakt in het thuisonderwijs. Ik neem aan dat die keuzes aansluiten op de schoolvisie, dat het gedragen wordt door het team, en dat er is geluisterd naar de ouders en de kinderen. Op een gegeven moment zijn we op ’t Schrijverke meer les gaan geven. Steeds blijven verbeteren in wisselwerking met de omgeving. Dat is volgens mij ook onderwijskwaliteit.
Wat zou je mee willen nemen aan inzichten uit de afgelopen periode voor de toekomst van de school en Edu-Ley?
In ieder geval de opbrengst die we hebben gerealiseerd in digitale vaardigheden. Maar ook de efficiency. Dat je dus gewoon heel gemakkelijk een overleg in Teams kan voeren. Dat je niet persé voor ieder overleg een fysieke bijeenkomst nodig hebt. Er is ook wel een verschuiving zichtbaar in flexibiliteit. Vroeger was het: ik werk alleen op maandag en dinsdag, maar nu vinden mensen het gewoner om ook in te loggen op een dag die niet officieel hun werkdag is. Natuurlijk moet je grenzen bewaken, maar het maakt teamoverleg wel eenvoudiger. Als voorbeeld neem ik de leerteams, die werken aan de ambities op schoolniveau bij De Bron. Mensen hebben verschillende werktijden en andere werkdagen. Dan is het fijn als je ook niet fysiek kunt afspreken.
Wat ga jij specifiek bijdragen in die gezamenlijke ontwikkeling?
We willen meer betekenis geven aan de term onderwijskwaliteit. Het is meer dan rekenen, spelling en lezen. Het gaat ook over socialisatie en persoonsvorming. De opdracht is veel breder dan alleen het kwalificatie stuk. Toen hebben we tegen elkaar gezegd: wij willen dat gesprek over onderwijskwaliteit meer gaan voeren met elkaar. Hoe zie je wat kwaliteit is? Welk onderzoek is ernaar gedaan. Hoe voer je de dialoog daarover? Als veranderingen elkaar zo snel opvolgen, dan moet je als professional voor de klas ook in staat zijn om jouw onderwijs daar continu op aan te passen om zo goed mogelijk onderwijs neer te zetten. Dat is wat we nu binnen Edu-Ley willen gaan doen. Dat mensen samen een sterke kwaliteitscultuur neerzetten en samen gaan professionaliseren. Ga in gesprek. Ga eens wat onderzoek doen. Ga eens bij elkaar in de klas kijken. Geef elkaar feedback over wat je ziet en ervaart.
Het hele veld betrekken
Het gaat vooral om de processen. Het is nooit klaar. Je moet steeds aandacht houden voor kwaliteit. Ik denk dat we heel veel kunnen leren van studenten op de pabo bijvoorbeeld. Die samenwerking vind ik heel belangrijk. Zij hebben actuele inzichten op leergebied. Als ik zie wat Hanne, mijn stagiaire aan onderzoek doet en welke wetenschappelijke inzichten ze onder haar lessen legt, dan is het heel mooi om daar samen van te leren. Het zou mooi zijn als we dat in het lerarenteam kunnen verspreiden.
Hanne heeft een lesvoorbereidingsformulier. Maar wat Hanne doet, is daar nog modellen bij zoeken, waardoor ze nog steviger voor de groep staat als ze les moet geven, want ze dan al veel gelezen over wat werkt en hoe ze het moet aanpakken. Voor Hanne is een onderzoekende houding natuurlijk. Zij doet dat omdat ze dat prettig vindt.
De inzichten van Hanne zijn inspirerend voor leerkrachten, ook als die al langer voor de klas staan. Inzichten veranderen immers in de tijd. Hoe krijg je de ander mee? Ik denk door collegiale consultatie. Dat is in mijn ogen echt een heel mooi middel om van elkaar en met elkaar te leren. Dan moet ik dat wel organiseren, want als ik bij mijn collega wil gaan kijken, dan is mijn groep alleen. Dus heb ik iemand nodig die mijn groep overneemt. Maar ik denk dat als je bij elkaar in de les gaat kijken, dat je dan veel van elkaar kunt leren. En als je dan ook inziet dat de acties effect hebben op leerling gedrag dan ga je het toch eens proberen. Dus ik denk dat er veel te halen is.
Professionele leercultuur
Vernieuwende initiatieven verdwijnen nu nog te vaak in de prullenbak. Als je daarover echter met elkaar in gesprek gaat vanuit wetenschappelijke onderbouwing, met collega’s het proces goed neerzet, dan is de kans groter dat die vernieuwing in praktijk wordt gebracht. Dan heb je eigenaarschap, dan groeien we van binnenuit. Wij zijn nu volop aan het investeren in die professionele leercultuur. Ik denk dat als we samen blijven professionaliseren en investeren in die professionele leefgemeenschap, dat je dan ook werkt aan je persoonlijke veerkracht.